J^onr eerst : het verLoi van uitvoer van allerlei oud Lood, laatstelijk geconfirmeerd bij de wet van den agsten December 1809, wordt opgeheven.

Ten tweede: de vrijdom van regten op den uitvoer van inlandsche gefabriceerde Suikeren en Stropen, bij resolutie van de Staten-Generaal van den 2is?en Februarij 1788 geaccordeerd, wordt op denzelfdeu voet en alle dezelfde precautien en declaratoiren gecontinueerd.

Ten derde: onder het verbod van uitvoer van alle tot de Fabrijken of Tralijken behoorende Gereedschappen, zullen voortaan mede bigrepen zijn de gebruikte Suikerbakkers-Potten en Vormen.

Ten vierde: de Wollen (de Katoenen uitgezonderd) worden op den invoer vrijgesteld van de premie of het verhoogde veil— geld, en van het convooi en licent, in zoo verre, dat van de Wollen alleen zal moeten worden betaald vijftien stuivers per baal, inkomende, en één gulden uitgaande , zonder onderscheid van gewigt en waarde , behoudens de keuze van den aangever, oin, in cas hij zuiks alzoo geraden of voordeeliger zoude vinden, zijne Wollen, met opgave van gewigt, te waarderen, en daarvan tc betalen drie vierde per cent, of vijftien stuivers van de waarde van honderd guldens inkomende, en een en een ha f per cent, of dertig stuivers van de waarde van honderd guldens uitgaande; ailes op den voet en conform de orders van den Lande en onder de penaliteiten, bij het generaal Plakkaat van 3i Juli) 1725, tegen het frauderen in gewigt en waarde gestatueerd; zijnde hieronder niet begrepen de inlandsche Wollen, welker regten worden gesteid op den voet, als bij het tarief van 5i Julij 1720 is bepaald, en zulk^, zonder onderscheid van heele , halve en kwartalen, of van welk gewigt of waarde ; zullende , voor zooveel bij het uitgaan geene geheele, maar gedeelten van balen worden uitgevoerd, in zulk geval van zoodanig gedeelte van de waarde, zoo als boven is bepaald, moeten betaald worden.

Ten vijfde: bi; voortduring zil blijven stand grijpen, de alteratie in de li'st van 3725, met opzigt tot de ruwe en buiten Europa geraffineerde Suikeren gemaakt, en zal dienvolgende van alle deze Suikeren, onder genot van Tarra, van de zakken'en balen van 10 per cent, van de vaten van i5 per cent, en van de kisten van 20 per cent, inkomende, worden betaald zes stu'vers van iedere honderd pond.

Zullende van dezelve Suikeren, uitgaande over Zee en langs de Zeeuwsche Stroomen, worden geheven vijftien stuwers per 100 pond, doch uitgaande per as, of langs de rivieren, Aan ieder 100 pond dertig stuivers;