rende, wettig hebben gehad, en daarvan tot in den jare 1794 ol' later in de wettige possessie zijn geweest en aan alle andere zoodanige voormalige bezitters, welke dit regt afzonderlijk lil.ulo onnroso rnögten hebben verkregeu, wordt dat zelfde regt weder toegestaan.

2. Zij zullen echter dat regt rniet vermogen uit te oefenon, fen zij in allen opzigte voldoende en zich onderwerpende aan alle de bepalingen, bij de wetten en reglementen op het stuk der jagt vastgesteld of nader vast te sletten5 sptciaiijk ook met betrekking tot het doen afpalen en registreren hunner heerlij kt of eigendommelijke jagt.

5. Het zal hun vrijstaan en g oorloofd zijn, om hun voorz. regt op dienzeifden voet, aan anderen aftestaan ofte verhuren, mits ook deze tot de jagt zijn gekwaliliceerd.

4. Vcor zoo Verre zij echter niet mogt^n goedvinden hunne jagt te doen afpalen en registreren, zal het aan de eigenaars der met dat regt bezwaarde gr «den' vrijstaan, aldaar, zoo lang die afpaling en registratie niet zal zijn geschied, het regt van de jagt uuteoefenetv, mits ook deze tot de jagt zijn gekwalificeerd en aan alle de bepalingen, bij de wetten en reglémenten op dat stuk Vastgesteld of nader vast te stellen, zullen hebben voldaan.

5. De geregtigden bij art. 1 vermeld, zoo wel als alle andere personen, zullen zich onthouden van in de moestuinen te jagen, buiten schriftelijke toestemming der grondeigenaars, gelijk inede in lusthoven en bosschen, waarin geschoffelde lanen zijn, of die met staketsels, rasters of slooten omgeven èn 'daar door kennelijk van opene velden of bosschen onderscheiden ziju, alles op de boete en pene bij art. 7 en i4 der wet van 11 Julijj iiSi4, n". 29, (zie staatsblad d'Ao. iöi4, n°. 79,) vastgetseld.

6. Insgelijks wordt op gelijke pene aan allen en een iegelijk, het z>j hij de jagt uitoefent uit kraehte van eenig heerlijk regt, dan wel hij speciale vergunning, wel expresselijk verboden, 0111 binnen dén afstand van iwirnig roeden van woonhuizen, met schietgeweer te jagen, zonder daartoe van de bewoners dier huizen te hebben bekomen uitdrukkelijke schriftelijke permissie.

7. Het zal den eigenaar en bruikers van particuliere gronden >