Arf. 4.

Lossing*

De van huiten het Rijk komend: schippers of voerlieden (de ligterschippers, welke zeep uit zea of'andere binnen komende schepen in de gepermitteerde ligtingsplaatsen hebben gelost en overgenomen, hieronder begrepen; zullen niet vermogen eenige zeep uit hunne schepen of van hunne karren, wagens of voertuigen te lossan of te ontladen, dan nadat, behalve de formaliteiten, hun ter observantie voorgeschreven , insgelijks aan dezelve vertoond en ter hand gesteld zal zijn het consent-biljet tot lossing, hetwelk door den zeehandelaar, handelaar, particulier of anderen belanghebbenden (aan wien de zeep behoort of geconsigneerd is , ol' do ir wien dezelve gereclameerd wordt) verkregen zal zijn op den voet van hut navolgend artikel.

Ar*. 5.

Aangifte ter behoming vai consent tot'iossing.

De zeehandelaar, handelaar, particulier of ander belanghebbende, aan wiens consignatie of ten wiens behoeve zeep is binnen gevoerd, zal, alvorens dezelve te mogen inslaan, aan den ontvanger ter plaatse, alwaar hij verlangt den opslag te doen geschieden, schriftelijke en door hem onderteekende aangifte moeten doen van de kwantiteit zeep, welke het bekend is in het schip, vaartuig of voertuig] te zijn afgeladen geweest, ofte zich in of op hetzelve voor zijne rekening of aan zijne consignatie te bevinden.

Art. 6.

Tijd vai dien.

Deze aang'fte zal moeten geschieden, zoo veel den invoer met zeeschepen of wel d:en met schepen, de binnenrivieren afkomende, aangaat, uiterlijk vóór den ailoop van den cerstvolgenden dag-, en, m t voerlieden bewerkstelligd wnr • de iid», binnen zes uren, na derzei ver aankomst tcï plautsa

A 3 y ui