gadera de schippers, karrelieden en wagenaars, welke dezelve jnhrengcu, zullen , f.n opzigte van den invoer , zich moeten gedrager) naar de wet, op den invoer van iinpost-subjecte specien vastgesteld. 1

Art. 4.

Lossing.

De van buiten het Rijk komende schippers of voerlieden; tde iigterschippers, welke azijnen , limoensap, cider o£ ponee uit zee- of andere hinnen komet.de schepen in de gepermitteerde ligtings-plaatsen hebben gelost en overgenomen, hieronder begrepen) zulten niet vermogen eenige azijnen. limoensap, cider of poirée uit hunne schepen, of van hunne karren, wagens of voertuigen, te lossen, of te ontladen, dan na da:, behalve de formaliteiten hun ter observantie voorgeschreven, insgelijks aan dezelve vertoond en ter hand eesteld zal zijn het consent-biljet tot lossing, hetwelk door den zeehandelaar, handelaar, partikulier of andeven belanghebbenden aan wien de azijnen, limoensap, cider of poirée behooren of geconsigneerd zijn , of door wien dezelve gerrclag^ldeJSeh' 2al zi>n' <>P den voet van het navol-

Art. 5.

Aangifte ter belomirig van consent tot lossing.

De zeehandelaar, handelaar, partikulier of andere belanghebbende, aan wiens consignatie of ten wiens behoeve azijnen , limoensap, cider of poirée zijn binnen gevoerd, za'. alvorens dezelve te mogen inslaan , aan den ontvanger van dezen impost , ter plaatse alwaar hij verlangt den opsla" te doen geschieden , schriftelijke en door hem ondertekende aangifte moeten doen van de kwantiteit azijnen, limoensap, cider of pon ee, welke het bekendis in het schip, vaarluis? of voertuig te zijn afgeladen geweest, ofte zich in of ophetzelvü voor zijne rekening of aan zijne consignatie te bevinden.

Art. 6.

Tijd van dien.

Deze aangifte zal moeten geschieden, zoo veel de invoe*

A 2 TTJPf