Art. 4.

Cautie of consignatie foor onbekend<? schippers wanneet1 de schepen z'jn beneden de 'óo lust.

A'.le de invoerende schippers '/uilen, Loven de in evengemeid declara.oir te vervatten belofte lot aangifte op de losplaats , alvorens hunne reis te kunnen voortzetten , cautie moéten stellen voor den impost, welke cautie ook zal kunnen bestaan in het consigneren van het waarschijnlijk bedrag van den impost; — en zal van deze cautie aan den voet vau bet declaratoir en op het natemelden consent worden meldlij'' ge naakt. °

Schapen boven de 80 zeelasten of 160 tonnen groot, zijn van dezen maatregel uitgezonderd, desgelijks de "zo danige, welker lading ter plaatse der inklaring gelost moet worden; en zullen wijders de ambtenaren der indirecte belastingen, tot facrl.tering vau den handel, de scliijipers van deze verpligtrng kunnen ontslaan, wanneer zij o n goede redenen, als zoodanige ««hippers aan hun bekend zijn en ter goeder naam en füamst.an, vermeénen, dat daanioor geen nadeel aan de regteri van liet Hijk zoude worden toegebrayt.

O s verkiezende, zuilen de schippers, in plaats van het stellen van cautie of het consigneren van penningen, ten hunnen koste , kunnen reclameren het steikn vau wakers, hierna in art. 9 vermeid.

Art. 5.

Consent tot opzeilen.

Geene bedenkingen op de aangifte hebbende, zullen de gecmploij eerden aan den invoerder een consent afgeven, houdende, Verlof om de ain.jegevene goedi r 11 naar d rzelver destillatie , dat is, voorzoo veel de adaifnisir'atiö der belastingen aangaat, naar derzelver losplaats, tj vervoeren.

Art. 6.

Vervolg.

De consenten zul'en moeten zijn ingerigt raar het voor-» scliïiit, door do Generale Directie te bepalen.

A 2 Ën