Artikel 1. 's Rijks munt-speclfen zullen voortaan bestaan' uit zilveren en gouden standpenningen, uit koperen stukken en uit zilveren en gouden negoliepenningeu.
Art. 2. 'sRijks zilveren muntspecien zullen zijn:
i°. De gulden , als munt-éénheid van dezelfde inIrinsique waarde als de voormalige generaliteits gulden, in de noordelijke provinciën gemunt en derhalve houdende twee honderd azen ( negen grammes en 613 milligrammes) fijn zilver: vervolgens stukken van drie guldens , ten gelijken allooije als den guldenen in gewigtnaar advenant.
De verdeeling van den gulden, dat is van de munt-ée'nheid zal zijn tiendeelig, wordende de galden verondersteld te bt'staan uit honderd deelen , genoemd cents.
29', De onderdeden van den gulden, zullen zijn:
Stukken van een halvefi gulden of vijftig centsi
Stukken van een kwart gulden of vijf-en-tu>in~ tig cents.
Stukken van een tiende gulden , of tien cents.
Stukken van een twintigste gulden, of van vijf cents.
5°. De koperen stukken zullen zijnbents of honderdste gedeelten van den gulden , en halve cents , of twee-honderdste gedeelten van den gulden.
ö. De gouden penningen zullen zijn stukken van tien £uldens.
4. De zilveren stukken zullen op den volgenden voet gemunt worden:
De gulden zal houden een gewigt van zeven engels trooisch (lo gramn es en ^6G milligrammes) en gcalloïjeerd zijn op 'loSö> heide uiterlijk en zonder remedie, op dat dezelve aldus zonder houden 200 azen (o crammes en 6x5 millierammes) fijn zilver.
De