15. De zoodanigcn die ten gevolge van overlijden} desertie of andere omstandigheden, met uitzorideiing nogtans van die bij art. 171 hi.rna vermeld, aan de korpsen mogten ontbreken, of wel die door liet bekomen van gebreken, het overlijden van broeders, ouders, enz. in de termen van vrijstelling, bier na bij art. 91 omschreven, gekomen zijn, zullen, in tijd van vrede, jaarlijks door anderen worden vervangen, die alsdan, boven het gewoon kontingent, zullen worden genomen uit de gemeente of gecombineerde gemeenten tot dewelke de afgegane of nog te ontslane manschappen behooren.

16. In Ujd van oorlog zal de verpligting tot komJiletermg der in voege voorschreven ontbrek* nden, niet eenig en alleen de gemeente incumberen, waartoe de manschappen behooren, maar zullen dezelve a!le , over bet geheele Rijk, naar evenredigheid der bevolking van iedere provincie en gemeente, geligt worden.

17 e alzoo , ten gevolge Van de twee voorgaande artikelen, tot vervanging van anderen, het zij op den Voet van oorlog of van vrede, in dienst geiredenen,

zuilen' even als de overigen verpligt zijn vijf jaren te dienen.

18. Het in dienst treden in de plaats van gestorvene, gedeserteerde of op andere wijze afgetredene manschappen , heeft in tijd van vrede maar eens in hét jaar plaats, en wel te gelijk met de gewone jaarlijksche aanvulling.

In