welke door hun tot het door middel van vuur, trekken, stoken , of zieden van loog, zullen worden gebeaigd.

De bereids aanwezige zeepzieders en zeepmakers, welke in dat geval verkeeren, zullen van hunne afzonderlijke loogkttels al nog kennis moeten geven, en hunne eerste aangifte met deze nadere opgave vermeerderen, ter gelegenheid van hunne eerste zieding, immers binnen den tijd van twee maanden, na de dagteekening dtzer.

Gelijke opgave zal door beiderlei, zeepzieders en zeepmakers, ter gelegenheid van het aanvangen van het beroep, of in maniere als boven, bij vermeerdering moeten gedaan worden van de bodems hunner zeepketels , of dezelve uitgeslagene en aan den anderen gesmeedde platen, dan wel uit ijzeren potten , bestaan , en. in liet laatste geval, welke de dikte zij die deze bodems, bij het plaatsen derzelve, naar hun beste weten, gehad hebben.

Het verbod van vermeerdering of verplaatsing der ketels, zonder kennisgeving, bij art. 5o. der wet voor da zeepketels vastgesteld , zal van dezelfde kracht zijn voor de ketels tot het trtkken, stoken of zieden van loog aangegeven, ais voor de bodems der ketels, tot welker aangifte de zeepzieder of zeepmaker, krachtens de tegenwoordige bepaling, gehouden zijn.

è

iè % Art. £9. /.