M.

Beh$ort tot il« TP'et van 11 Maart 1818.

Staatsblad n°. 17 *

WET op den Invoer, Doorvoer en Uitvoer van Impost subjecte Specien*

Art. 6.

Vervolg.

De confenten zullen moeten zijn ingerigt naar hetvoöïfchrift, door de Generale Directie te bepalen.

En zal dit confent uitdrukkelijk moeten behelzen , zoo wel den tijd binnen welken liet zeefchip ter losplaats zal moeten aankomen, a's in overeenfiemming met het bepaalde bij art. 24 , dien, binnen welken , met kennisgeving van deze aankomst, het biljet ter uiterlie wacht zal behooren te zijn teruggezonden.

Art. 16. a.

Van de losjing ter ligtingsplaats op confent- losbiljet, en van dezer opzending.

Wanneer de fchippers, na het ligten hunner vaartuigen, verlangen mogten met het verdere gedeelte van derzelver lading de reis naar de plaats van dezer betiemming te vervorderen, zal het, door weging, meting, roeijing en proeving geconstateerde , en per ligter-scbip-

A pers

.