g. dat bij overlijden van den borgsteller, ter zske eeniger administratie, de borgtogt nog \an kracht zal moeton wezen, zoo lang het beheer ten voordeele van den boedel blijft voortduren ; doeh bij aidien de borg hierin niet wil toestemmen , in allen gevalle tot acht dagen na het overlijden der beheerders, en eindelijk

h„ dat de borgtogt wegens beheer of eenige aaibtsbetrekkingen zal moeten goed spreken voor al hst te kort, hetwelk ontstaan zoude mogen wezen uit daden, gepleegd niet of na den ingang, en met of vóór de* uitgang des borgiogis.

De personele cautien één honderd gulden3 of daar beneden bedragende, zullen niet notarieel behoeven te worden verleden, en zal mede ten aanzien dtrzelve kunnen worden achter wege gelaten de justificatie van het plaatselijk bestuur; zullende de ontvanger mat eenen onderbandsehen ongelegaliseerde borgtogt kunnen genoegen nemen, welke, in dat geval, echter behoorlijk zal moeten zijn geregistreerd, en waarbij zal moeten zijn in acht genomen al hetgeen onder § a. b. ct e. f. «n g hier boven is bepaald, hetwelk in allen geval, ook op deze personele cautien van toepusfing zal blijven.

De tot borgtogt gegeven waren en koopmanschappen , of andere roerende goederen, zullen moeten gelegd worden in de ectrepóts des Rijks, en wel onder deze algemeene voorzieningen:

a Dat