dispositien van het Algemeen Bestuur, en dat, uu krachte en naar aanleiding van het in het hoofd dezes vermelde 47ste art, der wet van 12 Maart 1818 (staatsblad no. i5), dezelve verordeningen mitsdien aldaar in werking behooren te blijven, tot dat die door ander» zullen zijn vervangen geworden 5

Gehoord het advies van Onzen Minister vanRinnenlandsohe Zaken, van i5 Mei 1818, N 465 n". 3;

Den Raad van State gehoord ; (advies 8 Juni 1818, n°. 9).

Hebben besloten en besluiten:

De maatregelen en verordeningen van inwendige poJicie op het zouten, havenen, keuren , pakken , ophoogen en leggen van den haring enz., vervat bij de generale ordonnantie op de haringvaart en negotie in dezelve, van den 28stenJuli 1801, en speciaal derzeiver 17de en 99ste artikelen betrekkelijk de invordering der daarbij bepaalde lastgelden, als mede Onze besluiten van 10 Januari i8i4 (staatsblad n". 6j en 16 Juni i8i5 (staatsblad n». 09), houdende bepalingen omtrent de haring - vitscherg', zullen , voor zoo verre die tegen de bepalingen der wet van 12 Maart 1818 op de uitoefening der groote visschcrij (staatsblad 11°. 15) niet strijdig zijn, in volle kracht en werking blijven , in zoodanige provinciën des Rijks, voor welke dezelve ordonnantiën en besluiten tot heden toe verbindend zijn geweest, en zulks zoo lan3 tot dat dooide