STAATSBLAD

YAN

HET KONINGRIJK DER NEDERLANDEN.

( -N . 6. ) BESLUIT van den iyi*a Februari 18tg, houdende bepalingen op het stuk der VERVEENINGEN en ONTGRONDINGEN.

Wij, WILLEM, bij de gratie GODS, Koning nüg Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau , Groot-Hertog van Luxemburg, enz., smz. , enz.

Overwegende, dat, volgens art. 225 der Grondwet, de Staten der respective Provinciën liet toezigt hebben over alle verveeningen en ontgrondingen binnen hunne Provincie, en zulks behoudens Ons oppertoezigt 111 art. 215 rermeld, en onverminderd Onze bevoegdheid, om, uit hoofde van een grooter en algemeen belang van zoodahige ondernemingen, het onmiddellijk toezigt over dezelve aan de algemeene directie van den Waterstaat op te dragen; dat het echter noodzakelijk is, dat er, ten aanzien van het toestaan van het doen van verveeningen en ontgrondingen, eenige vaste en algemeene bepalingen worden gemaakt; en dat het even zeer noodig is, dat omtrent de thans reeds begonnen en in werking zijnde verveeningen behoorlijk onderzoek geschiede, om te kunnen tegen gaan, de misbruiken, welke ten nadeele van aangelegene landen, dijken, wegen, waterleidingen, enz., mogten plaats hebben: