b. Dat, 11a de ligting, de luiken op nieuw worden verzegeld, voor zoo ver het schip bevorens is verzegeld geweest.

c. Dat het ligterschip, even als het zeeschip, aan bewaking of verzegeling zij onderworpen, zullende daar omtrent worden in acht genomen hetgeen hier voren, ten aanzien der bewaking en verzegeling van het zeeschip, is bepaald.

d. Dat de ligter in allen gevalle beschouwd worde als bijlegger, zoodanig dat de zeeschipper voor den ligter— schipper, even als voor het zeeschip zelve , Verantwoordelijk zij.

e. Dat, mitsdien, ten aanzien van den ligterschipper, Ier losplaats zal moeten worden in acht genomen 'al hetgeen hierna ten aanzien van den zeeschipper zal worden bepaald, met uitzondering alleen van de akte van afrekening , als welke voor den ligterschipper nimmer te pas komt.

Art. 5a.

In alle gevallen, in welke de ligting aan wal of tegen den wal wordt volbragt, zal dezelve, onder toezigt Van 'sRijks ambtenaren, plaats hebben, en, ten aanzien van ligtingen, welke op stroom moeten geschieden, is de Administratie bevoegd, een' of twee ambtenaren aan den schipper medetegeven, om bij de ligting tegenwoordig te zijn.

Bijaldien de lading geheel of ten deele bestaat uit verboden zwaar belaste, of als onbekend opgegeven goederen, of eindelijk uit specien, wegens welke crediet voor den impost wordt £jgeveu, en de ladingsplaats mitsdien, overeenkomstig hef bepaalde bij art. 18, is verzegeld, of het schip met-wakers