TIENDE HOOFDSTUK.

Vian den Uitvoer te Lande.

Art. i56.

Aan de landzijde zal op den uivoer eene soortgelijke aanwijzing van kantoren geschieden, als bij het vierde hoofdstuk, artikel 87, omtrent den invoer te lande, is bepaald.

Art. 157.

Voor goederen te lande uitgaande, zal de aangifte en betaling der Regten moeten geschieden op een der kantoren, gelegen op de binnen-linie, en in dë nabijheid van welke kantoren, binnenwaarts, op de groote wegen, die naar dezelve leiden, zullen worden geplaatst palen, met het opschrift: Inkomende en Uitgaande Regten.

Art. i58.

Wanneer echter de goederen uit het binnenste des Rijks komen van eeue plaats, alwaar een kantoor van In- en Uitgaande Regten en Accijnsen is gevestigd , zal de aangifte en betaling der Regten aldaar kunnen plaats hebben, onverminderd het regt van visitatie, door de ambtenaren op da beide linien;

Wanneer, daarentegen, de goederen van het onvrij territoir uitgaan, zonder de binnen-linie te passeren, zal de betaling der Regten, en de afgifte der documenten, op het grenskantoor kunnen geschieden.