EERSTE AFDEELING,
Buitenlanchche bieren en azijnen.
2. De belasting op.de buitenfandsehe bieren en azijnen z& bedragen als volgt:
Bier op fust ingevoerd, ƒ 6-88 van ieder vau
Gebottelde bieren f 10- voor de ioo fiesschen , ter gewone* , grootte van i"i6 of meerder in het vat, en eindelijk 15 cents voor iedere seltserwater-kruik.
Azijn, het zij wijn-, bief- of künst-dzijn, limoensap, citroensap, cider en poirée ƒ 7-74 per vat, op fust ingevoerd , en f 10- voor de 100 fiesschen ter gewone grootte van 11 <5 of meerder m het vat, en eindelijk 15 cents van iedere seTtéérwater-kruik; meerdere en mindere hoeveelheden van alle de bovengemelde specien , betalen naar advenant.
3. De ingevoerde specien, art. c. vermeld, aan een zeehandelaar of handelaar toebehoorende, of aan denzelven geconsigneerd , zullen op termijnen van crediet of op het entrepot kunnen worden ingeslagen, wanneer de hoeveelheid voor ieder derzelve 9 vaten bedragen.
4. Met behoud van de termijnen van crediet, bij artikel 356 van de wet op den ophef der In- en Uitgaande Regten en Accijnsen toegestaan, wordt, met betrekking tot de buiten-» tondsche bieren en andere specien , artikel 2 ver-meld, bepaald > dat, wanneer de belasting drie duizend guldens te boven gaat, de' betaling in drie termijnen zal geschieden , doch van 6 tot 6 maanden, telkens een derde gedeelte, ingaande met de dagleekening der aangiftes
5. Ds