52. Aan alle scheepstimmerbazen binnen dit Rijk, of cioor wien zulks anders zoude kunnen worden gedaan, wordt wel uitdrukkelijk verboden, eenige aan deze belasting onderworpen scnepen, schuiten ot vaartuigen, op eenigerlei wijze, liet zij in lengte, wijdte, holte, of hoedanig ook anders, te vergrooten, zonder daartoe te hebben bekomen het consent, bij art. 50 en 51 omschreven.

53. De brandteekens der gemerkte schepen, schuiten en vaartuigen zullen , bij zoodanige vergrootingen of uitbreidingen , niet vermogen aan het vaartuig te verblijven, maar, daaruit genomen, uitgehakt of uitgezaagd moeten worden, en aan den ontvanger, welke het conseut-biliet heeft afgegeven, door den scheepstimmeroaas, of doorhem , diede vergrooting heeft verrigL, in een behoorlijken staat var\ onderkenning moeten worden overgeleverd. \

I>'j vergrooting van de opene schuitjes of vaartuigjes, welke, voigens art. 20 van de belasting bevrijd zijn, uit hoofde dat dezelve slechts beneden de een en één halve ton laden kunnen, /.al de scheepstimmerman, of die anders de vergrooting mogte verrigten, steeds moeten uithakken het merk van vrijstelling, daarop gevonden wordende, en de eigenaars of directie over dezelve hebbende, verpligt zijn, zoodanige schuitjes en vaartuigjes op nieuw door een beëedigd scheeps-meter te doen meten.

54. Dadelijk na de volbragte vertimmering, en vóórdat het schip, de schuit of het vaartuig van de plaats of werf, alwaar de vertimmering is geschied, zal mogen vertrekken, zal ds eigenaar, schipper of directievoerende het zelve, door den ineter van het ressort, in hetwelk de plaats of werf voornoemd gelegen is, op de gewone wijze doen meten, en, voor zoo veel dezelve tot de 4de, 5de of 6de klasse behooren, doen branden, op pene van als friudaceur te worden gestraft.

liet