56. Voor zooveel het schip zoude mogen behooren onder de Vreenlde schepen der tweede klasse, zal in allen deele moeten geobserveerd worden het geen, b i het voorgaande artikel, ten aanzien der Nederlar.dsclie zeeschepen is bepaald.

Zullende de verhoogde impost niet worden gevorderd over hec jaar, wegens het welke de belasting reeds is voklaan.

57. Voer zooveel het schip zoude behooren onder de vreemde schepen der derde of zevende klasse, waarvan bij de reize betaald wordt, zal, door den ontvanger, deswege mede geene suppletie van regten gevorderd worden, maar deze_ambtenaar zich "vergenoegen met inhouding van den ouden meetbrief, den aan hem vertoond wordende ijieuwen meetbrief te viseren en op den lastbrief van de vergrooting van het vaartuig, aanteekéning te doen.

58. Voor zoovéél, laatstelijk, het schip zoude'behoorên tot die der 4e, 5« of óe, mitsgaders onder die der 7e klasse, welke mee de binnenschepen zijn gelijk gesteld, zoo zal de ontvanger, onder wien de dokumenten van het schip, de schuit of vaartuig gedeponeerd zijn, op vertoon van den nieuwen, -en met inhouding van den ouden meetbrief als bqven aan den directievoerenden over het vertimmerde schip, schuit of vaartuig, den lastbrief terug geven, welke, conform artikel 55 •, ter plaatse, waar het sehip te huis behoort, jaarlijks moet worden uitgereikt, en daarbij» tegen betaling van het suppletoir lastgeld wegens den vergrooten inhoud van het schip, de schuit of het vaartuig, op den voet van artikel 17, een anderen,lastbrief uitgeven, ten bewijze vandesup. pleüe, wacrvan door hem op den primitiven lastbrief de vereischte aanteekening zal worden gesteld.

De suppletoirs impost zal moeten worden voldaan, vóór dat het schip, de schuit of het vaartuig van de werf wordt gebragt. . Bijaldien de vertimmering inogt p'.aats hebben in de zes eerste maanden van het jaar, en vóór dat de nieuwe jaariijksche lastbrief