f). Alvorens het vverk der veenderii, afgraving ofnitsteldng te begmnen , zal de ge :.e, weiite daar toe consent heeft verkregen, gehouden zijn, bij iedere afzonden jkè of afgescheidene partij, het zij groot he: zij klein , hoezeer ook met anderen in één consent begrepen, te ste!ien een paaltje of plankje, van ten minste 8 palmen boven den groid, e. 6 palmen in den grond, en te zorgen, dat hetzelve behoorlijk worde vastgezet, daar, waar de spreiding van liet veen der partij aanvang neemt, of de eerst gestoken turf van de partij gevonden wordt.

Op da: gedeelte van het paaltje, hetgeen boven den grond zigtbaar is, zal, door of van wege degene die het consent heeft verkregen, duidelijk gesneden of met oüeverw gesteld moeten zijn het nummer van het consent waarbij aan hem de verveening va:i zoodamge "partij is veroorloofd, en zal, boven of Onder dit -nimmer, of op de tegenzijde van het paaltje, op eene zigtbare plaats, eene gladgeschaafde vlakte moeten gevonden worden va.i 8 palmen breedte en 13 duimen hoogte, ten einde de ambtenaar, met de meting en tauxatie van den turf belast, daarop zijne merken zoude kunnen stellen.

De voorschrevene paaltjes of plankjes zullen, zelfs bij geoor'ooiden vervoer van den turf, niet mogen weggenomen worden vj r den laatsten November van het jaar der vervening of a graving, en zuilen dezelve ook, na dien tijd, niet mogen worden weggenomen zoo lang de turf niet vervoerd is.

Bij verzuim van het, op de voorschrevene wijze plaatsen van bet vereischte paaltje of plankje, het niet of niet behoorlijk daarop, stellen van het nummer van het consent, of bij het vroeger, dan op den bepaalden tijd, wegnemen van dat paaltje of plankje, zal daarin, van wege de Administratie, ten koste der nalatigen, worden voorzien, welke kosten echter de somme van twee guldens voor elk ontbrekend ©f onvoldoend paaltje, niet zullen mogen te boven gaan.

10, Z09