EERSTE AFDEELING.
1. Grof- en hoefsmeden.
2. Slotenmakers.
3. Sporen- stangen en roskammemakers. 4- Zwaardvegers.
5. Geel- en kopergieters, kranen, knoppen, bollen;
pijpen-vormen en andere voorwerpen gietende. G. Koperen-platenslijpers.
7. Koperslagers.
8. Vertinners.
9. Tinnegieters.
10. Loodgieters, loodverwerkers en looden pompemakers,
11. Loodpletters en platloodgieters.
12. Bladtin-slagers.
13. Spiegelmakers.
i4- Spielgel-verfoeliërs.
15. Lantarenmakers.
16. Spaarlampemakers.
17. Kunstlakkers of verlakkers.
18. Verlakkers van hoeden, schoenen,laarzenkappen enz.
19. Zadel- en paarden-tuigm akers.
20. Rijtuigschilders.
21. Koetsen- en rijtuigmakers.