Gezien het rapport van Onzen Minister voor het Publieke Onderwijs, de Nationale Nijverheid en de Koloniën, van den uden September i8ig,n". .

Gelet op art. 4i5 van hel lijfstraffelijk wetboek;

Den Raad van State gehoord ;

Hebben besloten en besluiten :

Art. 1. Een iegelijk zal zijne meekrap - spruiten mogen planten oi zijue kiemen mogen zetten op zoodanigen tijd en wijze, als hij, naar mate van het later oi vroeger komend gunstig jaargetijde, zal goedvinden.

2. Een iegelijk zal, zoo lang hieromtrent geene Voorziening noodig zal bevonden worden , zijne meede op zoodan'igen tijd mogen delven, als hij tot zijn ©leesten voordeel zal geraden vinden,

5. Niemand zal van zijne uitgedolven meeplanten andere soorten mogen doen reeden of bereiden , dan de volgende:

Onberoofden, zijnde het geheele voortbrengsel der ylant of wortel, zonder afscheiding.

1 wee en een, zijnde tweemaal zoo veel fijne krap als gemecne ; gelijk ook

ben en ee'n , zijnde eene gelijke kwantiteit fijne krap en gemeen en , en laatstelijk :

Een en twee, zijnde een gedeelte fijne krap, en twee gedeelten gemeenen.

Ter-;