Gelet op de adviezen van Onzen Minister van Justitie} Den Raad van State gehoord;

Hebben besloten en besluiten :

Art. ï. De schippers of gezagvoerders van schepen en vaartuigen, welke zullen bevonden worden de, in de onderscheidene vaarwaters van dit Rijk, liggende tonnen of baken te Lebben afgezeild, vernield of van haxe ïeepen gedreven, zullen, naar gelang der omstandigheden , en , voor zoo verre niet zal blijken dat zulks buiten hunnen wil en buiten hunne schuld , door redenen van merkelijk ongeluk, plotselinge verandering van voeder en andere ongevallen van hooger hand is veroorzaakt, gestraft worden met eene boete van ten minste twintig en ten hoogste vijftig guldens, of, ingeval van onvermogen om die boeten te voldoen , met eene gevangenis van ten minste vijf en ten hoogste veertien dagen , onverminderd de vergoeding der tonnen of baken, welke mógten zijn vernield of verloren geraakt.

2. De inspecteurs en onder - inspecteurs van het loodswezen, de tonnen en baken, benevens de, door hen, als opzigters te benoemen personen, zullen hierop nsauwkeurig acht geven en doen geven , en zullen van cle feiteit, bij J;et vorig artikel vermeld, wanneer zoodanige zullen gepleegd zijn, doen blijken bij deswege optemaken processen-verbaal, welke zij zullen doen toekomen aan den Officier van Justitie bij de jegtbank van eersten aanleg in het arrondissement.