Voor 3c grondbelasting op. . . . ƒ 16,028,160.0»

Voor de personele en mobilaire belasting op - 2,706,380.00

Voor het regt op de deuren en vensters op - i,56i,24o.oo

Deze hoofdsommen zullen, voor den jare 1820, over de provinciën worden omgeslagen, overeenkomstig den staat bij deze wet gevoegd: voor de volgende jaren zal de omslag over de provinciën nader in overweging worden genomen.

4. Boven de hoofdsommen in art. 5 vermeld, zullen op de voorzeide belastingen worden geheven :

Op de grondbelasting en op de personele en mobilaire belasting drie *■ en-twintig opcenten, tot goedmaking der niet inkomende posten, en voor do kosten van algemeene administratie en regtspleging.

Op het regt op de deuren en vensters tien opcenten, voor het vervaardigen der kohieren, en tot goedmaking der niet inkomende posten: — mitsgaders de gewone gaardcrloonen.

5. Ter bestrijding der gemeente-uitgaven, zullen bij voortduring vijf opcenten op de hoofdsommen der grondbelasting en van de personele en mobilaire belasting worden geheven , tot zoo lange andere bepalingen omtrent de plaatselijke belastingen door Ons zullen zijn goedgekeurd.