4. Het attest lilt. F, voorgeschreven bij art. %, 2°. der wet van 8 Januari 1817 , zal, ten aanzien van de inwoning van een vrijwilliger, overeenkomstig de bepaling, deswege bij dezelve wet genaakt, moeten inhouden, dat hij, gedurende de laatste ló maanden binnen de gemeente heeft gewoond , zonder dat de inwoning binnen het kanton , edoch buiten de gemeente , hierbij in aanmerking korne.

5. Alle , die in de termen der inschrijving v iilleu, zullen zich daartoe, vóór den 2 os ten Januari van c 1 tv jaar, bij het plaatselijk bestuur hunner woon-» plaats aangeven.

6. Zij, die hun verblijf binnen dit Rijk komen te vestigen, en als ingezetenen moeten worden beschouwd, zullen, voor zoo verre zij nog in de jaren der militie vallen, zich insgelijks vóór het gemelde tijdstip ter inschrijving aangeven in dat register Waartoe zij volgens hunnen ouderdom behooren.

7. De plaatselijke besturen zullen, na dat op den 2 os ten Januari de inschrijving-registers opgemaakt en door het hoofd van het bestuur zijn onderteekend, op zoodanige, wijze, als zij raadzaam oordeelen, naauwkeurig onderzoeken, of alle, die in de termen vallen , in der daad zijn ingeschreven.

8. Zij, welke zich vóór den 2osten Januari A 3