STAATSBLAD

VAN

♦ • 'V

IIET KONINGRIJK DER NEDERLANDEN.

(N°. 5.)

BESLUIT van den 26sten Juni 1821, houdende bepaling van den tijd binnen weihen de bekomene concessiea tot liet aanleggen van diligence* tullen moeten worden in werking gebragt, als mede verbod om die cnnresaien aan andere personen over te doen.

W IJ WI L LE M , bij de gratie gods , koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.

In aanmerking nemende dat er somtijds concessiea verzocht worden, tot het aanleggen van diligences, door lieden, welke na het bekomen Onzer toestemming daartoe, niet goedvinden dezelve in werking te brengen, of zich de bevoegdheid aanmatigen, om dezelve aan anderen óver te doen; en willende eene dergelijke handelwijze voorkomen;

Op het rapport van Onzen Minister van Binnenlandscha Zaken ea Waterstaat, vaa den 1 i^eadezer, xj