van de inwoners der Nederlauden en van Pruissen zeiven, achtervolgens de wetten, reglementen en or_ doiinantien welke daaromtrent alreeds zijn gemaakt, of in het vervolg nog gemaakt zullen worden.

Art. 2.

Vorenstaande bepaling strekt zieh uit zoo wel tot soortgelijke regten en belastingen welke in 'slanks schatkist zouden komen, als tot die welke door enkele steden, burgten, gemeenten, abdijen, kloosters, godvruchtige gestichten, patrimoniale jurisdictiën en lorporatien zouden gevorderd worden. De eigenaars van heerlijkheden, zoo wel als alle andere partikulieren in deze beide Blaten ziju dienvolgens respectivelijk onderworpen aan de tegenwoordige overeenkomst, en vermogen mitsdien geene dezer

■N.

regten te vorderen noch te heffen vaij eenige goederen , gelden of effecten hoegenaamd welke uit de beide Staten mogten worden uitgevoerd.

Art. 5.

Alzoo de opheffing der regten in art. I cn 2 vermeld, alleen betrekking heeft op goederen, gel-