renden titel, het zij voor niet opkomen, ten ware in het laatste geval de erflater of schenker het tegendeel bij de akte bepaald heeft.

•jo. Alle vruchten , inkomsten , interessen en achterstallige opkomsten, van welken aard die ook zijn mogen , gedurende het huwelijk vervallen of genoten, en voortspruitende uit de goederen, welke aan de echtgenooten bij de voltrekking des huwelijks toebehoorden, of uit de zoodanigen welke aan hun gedurende het hu welijk, onder welken titel ook, zijn opgekomen.

5°. Alle onroerende goederen, die gedurende het huwelijk verkregen zijn.

5. Gekapt hout, en het geen uit steengroeven, mijnen of veenderijen gegraven wordt, valt in de gemeenschap, voor zoo verre hetzelve, volgens de regels bij den titel van vruchtgebruik opgegeven, onder het vruchtgebruik zoude vallen.

Indien de kapping van het hout, welke volgens die regels gedurende de gemeenschap zoude hebben kunnen geschieden, niet heeft plaats gehad, zal deswege aan den genen der echtgenooten, die geen eigenaar van den grond is, of aan deszelfs erfgenaam vergoeding moeten worden gedaan.

ïndien de steengroeven , mijnen en veenderijen,

A 2