goederen betreffen, hebben niet ten gevolge dat ment daardoor geacht wordt zich «ie gemeenschap te hebben gangetyókken.

sfj ut,/ i»i>' , ' 1 *' '' '

40. De vrouw , welke b§ eene handeling zich heelt voorgedaan als in gemeenschap getrouwd zijnde, kan daarvan geenen afstand doen, noch zich tegen het aannemen van die hoedanigheid in haar geheel doen hersteller», al had zij die hoedanigheid zelfs aangenomen vóór het maken van den inventaris, ten ware van de zijde der erfgename» van den mau bedrog had plaats gehad.

41. De vrouw, de langstlevende zijnde, en het vermogen willende behouden om van de gemeenschap afstand te doen , moet binnen drie maanden na den dag van haars mans overlijden, eenen inventaris doen opmaken van al de goederen der gemeenschap , met tussenkomst en regt van tegenspraak der erfgenamen Van den man of deze ten minste behoorlijk zijnde opgeroepen.

Deze inventaris moet door haar, bij het sluiten van denzelven , voor den openbaren ambtenaar, ten wiens overstaan dezelve verleden is, bevestigd worden als te zijn opregt en waarachtig.

4a. Binnen drie maanden en veertig dagen, na het overlijden vau tleu man, moet zij Ier griffie \?n