i". De haardsteden in woonhuizen van beneden de twintig guldens jaarlijksche huurwaarde , of bij de weck verhuurd wordende , beneden de zestig cents huurwaarde in de week.

2°. De haardsteden boven het getal van twaalf in ieder huis of gebouw.

3°. De haardsteden in kerken, schoolgebouwen, gestichten van publiek onderwijs of weldadigheid , en in alle gebouwen voor den publieken Rijks, provincialen, stedelijken of plaatselijken dienst.

De haardsteden echter, welke gevonden worden in de gedeelten dier gebouwen , welke worden bewoond of tot andere dan de hierboven genoemde einden worden gebruikt, zijn aan de belasting onderworpen.

De bak-ovens ten platten lande en in de steden welke afgezonderd van de woonhuizen en gebouwen zijn opgerigt, en de haardsteden, waarvan de openingen , mitsgaders de rook-uitgangen zijn toegemetseld, en tot het stoken van vuur zijn onbruikbaar gemaakt.

22. Ten aanzien van de verschuldigdheid der belasting , zal men zich exactelijk gedragen naar hetgeen hiervoren art. 6 tot g, met betrekking tot den