(iebruih van losse krar.spn.

/

18. De losse kransen zullen maar uit één of ten hoogste uit twee stukken, van gelijke grootte, mogen bestaan.

Het gebruik van zulk een lossen krans zal aanleiding geven, tot eene verhooging van aanslag voor de hoeveelheid van het beslag , in verhouding tot de vermeerdering van ruimte, welke het opzetten dier losse krans , aan de beslagkuip of gistbak toevoegt.

In de branderijen alwaar men slechts nu en dan. en alleen bij tusschcnpozen, van de losse kransen gebruik maakt, zal de ruimte of inhoud der bakken op tweederlei wijzen worden bepaald , dat is, met en zonder kransen ; en zal de brander of distelateur zoo dikwijls hij van deze zal willen gebruik maken, gehouden wezen daarvan uitdrukkelijke opgave te doen , in de aangifte bij art. 55 en 54 dezer wet vermeld.

Alle veizuim te deze zal met eene boete van vier honderd guldens gestraft worden.

Het wordt aan den brander of distelateur onverlet gelaten, de losse kransen tot zoodanige hoogte te nemen, als hij mogt verkiezen, mits de ruimte van dezelve in overeenstemming blijve met die derbeslagkuipen, op den voet als hier boven is voorgeschreven.

Het gebruiken van een anderen krans of kransen dan die in de aangifte vermeld, zal met eene boete van vier honderd guldens gestraft worden, wanneer