ïiing, door den brander voor Je slijleiij gebruikt wordende, eveneens optenemen en te peilen, a!s die van zijne branderij.

De brander, die tevens slijter is, en welke binnen de tweede maand hiervoren , sub lit. c. vermeld, de boeveelheden brandewijn die de distelatie beeft opgeleverd en waarmede zijne rekening als brander gedebiteerd is geworden, niet zal hebben gesloten, betzij door aflevering aan andere kooplieden, hetzrj door uitvoer naar buiten 'slands, of door uitslag aan zich zeiven als slijter, onder betaling van den accijns, zoo als hier boven is gezegd, zal het voor-» regt bij dit artikel toegestaan, ontzegd worden, eri hij zal met opzigt tot de verschillende verpliglingen, bij de tegenwoordige wet opgelegd, tot de klasse der branders, die geene slijters zijn , terugkeeren.

Van de bergplaatsen en het doorloopend crediet.

45. De handelaars in het groot, welke een doorloopend crediet genieten, zullen ten kantore van denzelfden ontvanger schriftelijk moeten opgeven de gebouwen , pakhuizen, kelders of andere bergplaatsen , welke zij tot de uitoefening van der zeiver bedrijf, wat het binnenlandse!» gedisteleerd op, doorloopend crediet betreft, in gebruik hebben.

Bij elke verandering of vermeerdering van bergplaats