t>f om in hunne rcize niet vertraagd te worden, tijdig en kennelijk sein te doen, met het uitsteken van een riem of ander teeken ; en zullen de ambtenaren daarop zoo spoedig mogelijk aan boord moeten komen, om de visitatie te verrigten.

56. De verpligting, in het voorgaande artikel om ■> schreven , rust niet op de schippers of bevelhebbers der schepen van de Nederlandsche groote vissclierij of haringvangst, nochte op die tot de zoute en versche visch dezer landen, zoo verre zij enkel ter vischvangst uitgaan, en gcene andere dan daartoe behoorende en vereischte voorwerpen aan boord hebben ; doch zij zullen , op eene boete van vijftig guldens, tijdig vóór en tot na het passeren der uiterste wacht, van den top der mast een zelfde mand of sein, als in art. 24 gemeld, moeten toonen, tot teeken van herkenning, en om de ambtenaren geschiktelijk in de gelegenheid te stellen aan boord te komen, ter visitatie, hetwelk echter geen oponthoud in de uitvaart mag veroorzaken.

5y. Ter uiterste wacht de visitatie gedaan, en alles in ordebevonden zijnde, zullen de paspoorten of consenten tot uitvoer afgeteekend en, benevens de acte van afrekening of verklaring, in art. 54 gemeld , ingetrokken worden, en de eerste aan de kantoren, waar zij zijn afgegeven, worden terug gezonden $

C 3