san onderdaneft van liet Rijk toebchooreiiue tot varende onder nederlandsche vlag.

Van dezelve zal geheven worden eene belasting van vijf-eii-veertig cents per ton bij het eerste uit— gaart, en van gelijke vijf-en-veertig cents per ton bij het eerste binnen komen in elk jaar, tusschen 1 Janaarij en 3i December ingesloten.

Tegen betaling daarvan zijn de schepen, respectivelijk op het uitgaan en inkomen , vrij voor alle de reizen, welke gedurende het ingetreden jaar, te rekenen van den i»tcn Januari) tot den laatsten December ingesloten , met dezelve gedaan zullen worden. ' De betalingen do glans , welke op het tijdstip van de in werking brenging dezer wet, over het als dan loopende jaar reeds mogten gedaan zijn opden vcret der wet van 13 Mei 1819, zullen gedurende hetzelve blijven stand houden, zoo dat des-wege geene verrekening zal plaats hebben.

2q4. In de tweëde klasse zullen behooren alle zoodanige zeeschepen , welke de vlag voeren van, en te huis behooren in een rijk, staat of haven, alwaar van de nerlandsche schepen geene meerdere of ander lasten dan van eigene schepen worden gevorderd.

Van deze vaartuigen zal bet tonnegeld , respective],.k bij het eerste inkomen en bij het eerste uitgaan , tot gelijke hoogte en op dezelfde wijze geheven worden , als <tan de nsderlaiulsche zeeschepen.