voogdij worden voorzien op de wijze bij de volgende afdeeling voorgeschreven.

ZESDE AFDEELING.

Van de voogdij door den kantons-regter opgedragen.

21. Wanneer een minderjarig en niet geƫmancipeerd kind overblijft zonder vader, moeder, grootvaders of voogd door den vader of de moeder, gekozen , gelijk ook wanneer de voogd, eene der opgenoemde betrekkingen hebbende , zich in het geval van uitsluiting of vrijstelling bevindt, zal in de voogdij door den kantons-regter worden voorzien.

22. De kantons-regter zal, te dien einde, voor zich doen dagvaarden de bloedverwanten of aangehuwden van den minderjarigen, ten einde te zamen te worden geraadpleegd over den persoon, wiens benoeming het meest met de belangen van den minderjarigen zoude strooken.

Hij zal daarvan een kort proces-verbaal opmaken, bevattende de wederzijdsche gevoelens der verschijnende personen, en voorts dadelijk den voogd benoemen. #

2o. Wanneer de kantons-regter den persoon benoemt, welke door de meerderheid der leden van de

A 5