kunnen zich van de voogdij doen ontslaan , indien de daarbij vermelde redenen van verschooning na hunne benoeming zijn ontstaan.

4°. De genen, die den vollen ouderdom van 60 jaren hebben bereikt; — wanneer zij vroeger benoemd zijn, kunnen zij zich op hun 65e. jaar van de voogdij doen ontslaan;

5De genen, die door eene zware en behoorlijk bewezen ziekelijkheid of ongemak gekweld zijn.

Deze kunnen hun ontslag verzoeken, wanneer de ziekelijkheid of het ongemak, na hunne benoeming als voogd , is ontstaan.

6°. De genen, die, kinderloos zijnde, met twee voogdijen belast zijn;

70. Degenen die, een of meer kinderen hebbende, met ééne voogdij zijn belast ;

8°. De genen, die op den dag hunner benoeming vijf wettige kinderen hebben, daaronder begrepen die welke in den krijgsdienst van het Koningrijk gestorven zijn;

De bovenstaande bepalingen zijn niet toepasselijk öp ouders, voor zoo veel de voogdij over hunne eigene kinderen betreft.