tw;,.0 7.siJi te hebben gedurende het geding over den eigendom , en onder gehoudenis om van de geuoteae vruchten rekening te doen.

53. Indien de bezitter van een erf of van een gebouw daarvan bet bezit zonder geweld verloren beeft, kan hij tegen den houder eene regtsvordering aanvangen , strekkende om in het bezit hersteld en gehandhaafd te worden.

54. Ingeval van gewelddadige ontzetting heeft de yegtsvordering tot de in het bezit herstelling plaats, ÏOO wel tegen de genen, die de gewelddadigheid hebben gepleegd als die dezelve hebben bevolen.

Zij zijn allen hoofdelijk voor het geheel verantwoordelijk.

Om in die regtsvordering ontvankelijk te zijn , behoeft de aanlegger slechts de daad der gewelddadige ontzetting te bewijzen.

55. Diezelfde regtsvordering kan worden aangevangen tegen al de genen die ter kwader trouw hebben opgehouden te bezitten.

56. De regtsvordering tot herstelling en handhaving, waarvan in art. 53 hierboven gesproken wordt, moet worden aangevangen binnen het jaar, te rekenen van den dag waarop het bezit is gestoord geworden; en, in geval van gewelddadige ontzetting, moet de regtsvordering tot de in het bezit herstelling worden aangevangen binnen denzelfden termijn, te rekeneft^van dép dag waarop het g<aveld heeft opgehouden.

/