van den groud , indien daarvan tot verbreeding is gebruik gemaakt.

i3. Geen muur kan zonder den wil van deszelfs eigenaar worden gemeen gemaakt..

1 9. Geen der mede-eigenaars mag , zonder toestem; iiing van den anderen, in den gemeenen muur eenige diepte of holte maken , noe'i daartegen eenig werk aanbrengen of doen steunen, of (zonder in de gevallen bij art. i4 en 15 voorzien , en bij weigering Aan den mede-eigenaar) door deskundigen de noodige middelen te hebben doen regelen, ten einde het nieuwe werk aan de regten van den nabuur geen nadeel toebrenge.

Indien liet nieuwe werk aan den eigendom van den nabuur nadeel veroorzaakt heeft, moet hij daarvoor schadeloos worden gesteld, zullende echter de schade , toegebragt aan hetgeen tot verfraaijing van den scheidsmuur heeft verstrekt, hij het opmaken der schadeloosstelling niet in aanmerking komen.

20. Een ieder kan in de steden en in de voorsteden, zijnen nabuur noodzaken om bijtedragen tot het opbouwen en herstellen van muren of heiningen, dienende tot afscheiding van hunne huizen, opön plaatsen en tuinen. De hoogte der afscheiding zal geregeld worden volgens de bijzondere verordeningen en de vaste plaatselijke gebruiken. Bij gebreke aan verordeningen of gebruiken , zal ieder scheidsmuur tusschen geburen welke

A 4