4. De erfgenamen treden van regtswegc in het bezit der goedei-en, regten en regtsvorderingen van den overledenen.

De Staat moet zich door den regter doen in het bezit stellen, volgens de vormen welke daaromtrent bij het Wetboek van burger lij Jee regtspleging zijn vastgesteld. De staat is op straffe van vergoeding Van kosten, schaden en interessen gehouden, om de nalatenschap te latea verzegelen , en eene boedelbeschrijving te doen opmaken in den vorm voor de aanvaarding van nalatenschappen , onder het voorregt van boedelbeschrijving, vastgesteld.

5. De erfgenaam heeft eene regtsvordering, tot verkrijging der erfenis, tegen al de genen die, hetzij onder dien tilel of zonder titel, in het bezit zijn van de ge— heele nalatenschap of van een gedeelte daarvan.

Hij kan de geheele ei'fenis vorderen, indien hij alleen erfgenaam is, en zijne erfportie, zoo er meerder erfgenamen zijn.

Die regtsvordering strekt tot afgifte van al hetgeen zich, onder welken titel ook, in de nalatenschap bevindt, met de vrachten, inkomsten, schadeloosstellingen en andere aanhoorigheden.

6. Die regtsvordering verjaart door den tjjds-verIoop van dertig jaren, te rekenen van den dag waarop de erfcuis is opengevallen,

A 2

~N