Gelet op den wensch dier Kamer, Ons bij die gelegenheid te kennen gegeven, dat, ten gevolge van het opgegeven misverstand, de heffing der § ƒ van het eerste artikel der voorschreven wet bepaalde i5j opcenten op de regten van registratie , zegel , griffie en successie , door Ons zoude worden geschorst:

Gelet op het antwoord Onzentwege daarop aan voornoemde Kamer , door tusschenkomst van haren voorzitter gegeven , dat het bedoelde misverstand niet kon leiden tol eenigen twijfel omtrent het aanwezen of de kracht der wet van den agaten December 1825, zoo als zij lag, eu bij de Eerste Kamer aangenomen , en door Ons gepromulgeerd was , even weinig als tot eenige voorziening van Onze zijde alleen, aangezien de werking eener wet, in de grondwettelijke' Vprmen door Ons met gemeen overleg der StatenGeneraal daargesteld, niet anders kan worden gestuit of veranderd*, dan op de wijze bij de grondwet bepaald, namelijk door eene nadere wet; dat Wij overigens allezins gezind waren de zaak in verdere overweging te nemen, ten einde zoodra mogelijk, volgens de grondwettelijke vormen , eene voordragt over dit onderwerp aan Hun Edel Mogenden te doen ;

Gelet op de daarop gevolgde officieuse betuiging van de erkentenis der Tweede Kamer van de StatenGeneraal voor Ons verlangen, om den loop dezer za»k, zoo spoedig mogelqk regelmatig te maken, met nader bggevoegd verzoek, om ondertusschen ««mwel J-v voors. regten te wijzisen,