STAATSBLAD

VAN

HET KONINGRIJK dsr NEDERLANDEN.

(N°. 28.) BESLUIT van den 4-den April 182Ï, waarlij deafslarid bepaald wordt, waarop de Nederlandsche visschers zich bij het uitoefenen van de qroote visscherij van de Schotsche kusten moeien verwijderd houden.

Wij WILLEM, bij de gratie Gods i Koning der Nederlanden , Peins van Oranje-INassau , Groot-Hertog van Luxemborg, enz., enz., enz,

Onderrigt zijnde, dit eenige Nederlandsche visschers zich veroorloven de grcote of pekelharing— visscheiij tusschen de banken ea rotsen van Schotland uitleoefenen ;

Overwegende dat hst Tangen van pekelharing op de voui-noemde plaatsen onder die handelingen en kwade praktijken behoort, welke van outls als schadelijk en verderfelijk zijn beschouwd geworden voor den roem van den door de visscherijen van dit Koningrijk gevangen en gtka-kt woidsude haring;