»ler stad Yperen, naar aanleiding van liet decreet van ij Opiober 1810, de bevoigdhH'l lift' 1 om , aau J, Rahau, het opriglen eenev brouwerij (tegen wet ka ©prigting de naaste buien in oppositie waien gekomen ) t« verbieden ;

Dat J. Rahau, in weerwil van dat verbod, een aan-» vaug hebbende gemaakt met brouwen, er aan het plaats«lijk bestuur voormeld, hij gebreke aan st>afbepaliegen legen die overtreding, geen ander middel overbleef, dau de openbare schending van het, door hetzelve, bevoegdelijk gedaan vei bod, door krachtdadige middelen te keer te gaan.

Dat de Schepen! n T. Nerghelynck, M. F. Pille, en de Secretaris H. de Codl, met de uitvoeiing van «le door het stedelijk bestuur bevolen maatregelen belast lijnde geworden, zich daarin hebben veihindeid gezien , door de wederspannigheid van J. Rahau , welke geweigerd heeft de deuren van de brouwerij te openen , en dat zij derhalve, ten einde die administrative maatregelen te kunneu bewerkstelligen , zijn genoodzaakt geweest de deuien te doen openen;

Dat zij het bevel daarloe hebben gegeven in hunne hoedanigheid als leden van het stedelijk bestuur, en ten einde aan den last, hen door dat bestuur opgedragen, te kunnen voldoen ;

Dat derhalve de hoogere administratie msgt als de eeti,,e bevoegde in deze kan en behoort tc worden' aangemerkt om te beoordeclen , of het plaatselijk bestuur z<jne magl verkeerdelijk heelt gebruikt;