Gezien de wet van den 6Jen Maart 1818 (staatsblad n°. 12), omtrent de straffen tegen de overtreders van algemeene verordeningen uittespreken, of bij pyq\vnciale of plaatselijke reglementen vasttestellen ;

Den Raad van Staate gehoord,

Hebben besloten en besluiten:

Art. 1. Een ieder, die het voornemen heeft, om binnen dit Rijk een stoomwerktuig aanteleggen, of in den handel te brengen , het zij tot de stoomvaart inge3'igt, het zij om daarmede andere werktuigen in beweging te brengen, zal gehouden zijn van dit voornemen aangifte te doen aan den Gouverneur zijner provincie.

Deze aangifte zal moeten inhouden de inrigting van het wprktuig, den naam van deszelfs maker, de hoegrootheid en de gedaante van den stoomketel met desZelfs veiligheids-kleppen enz., alsmede of de gemelde ketel van gegoten , gesmeed of geslagen ijzer , of wel van rood of geel geslagen koper, en, eindelijk, welke de hoogste drukking zij, waaronder men den ketel zal gebruiken.

Deze drukking zal moeten worden opgegeven in damp>krings-eenheden, of in nederlandsche ponden op de oppervlakte van den vierkanten nederlandsehen duim.

2. De Gouverneur zal deze aangifte, in elk vooïko-