den huurtijd begrepen, voor zoo verre niet raogt bedongen zijn, dat, bij liet treden in dezelve, eene nieuwe akte van verhuring z»l worden gemaakt.

Warneer de verhuring voor het leven is, in tien maal den jaarlijkschen huurprijs; eindelijk wanneer de huurtijd onbepaald is, in twintig maal den jaarlijkscben huurprijs ; onder den huurprijs wordt verstaan de som door den huurder aan den verhuurder te betalen, benevens al de lasten die de huurder voor zijne rekening neemt ter ontheffing van denverhuurder.

Voor de verhuringen, waarvan de prijs in natura of door een gedeelte der vruchten betaalbaar is gesteld, zal de berekening geschieden op den voet, zoo als bij de bestaande wetten voor de registratie is bepaald.

7. Voor ieder der akten bij het vorig artikel 6 vermeld, zal, wanneer dezelve niet behoorlijk zijn gezegeld, verbeurd worden eene boete, ten beloope van vijfmaal het bedrag van het gefraudeerd zegelregt, doch welke, in geen geval, minder zal kunnen zijn dan vijftien guldens. De onderteekenaren zullen in solidum gehouden zijn tot de betaling van het regt en van de boete.