Art. x»

l)e Hooge Contracterende Partijen verbinden zich oru Sn hunne respective bezittingen in den Ooster-chen Archipel en op het vaste land van Indië en op Cevlon, elkanders onderdanen ten handel toe te laten, op der» voet der meest begunstigde natie; wel verstaande, dat de wederzijdsche onderdanen zich 7.ullen gedragen overeenkomstig de plaatselijke verordeningen van elke bezitting.

Art. 3*

Dc onderdanen en schepen van de eene natie» zulleri, bij den in- en uitvoer, in- én van de havens der andere in de Oostersche zeeën , geene regten betalen, hooger dan ten bedrage van het dubbelde van die. Waarmede de onderdanen en schepen der Nat'e, aan welke de haven toebehoort, belast zijn.

De regten voor den in- of uitvoer met Nederland^seiie bodems in eene Britsche haven op het vaste land van Indië of op Cejlon , betaald wordende , zullen in dezer voege worden gewijzigd, dat deswege, in geen geval, meer berekend worde dan het dubbelde der regten , door Britsche onderdanen cn voor Britsche bodems te betalen.

Met betrekking tot die artikelen öp welke geen regt

A 5