gesteld is, wanneer zij worden in- of uitgevoerd door de onderdanen, of in de schepen der Natie , aan welke de ha\en toebehoort, zullen de regten, aan de onderdanen der andere op te leggen, in geen geval meer bedragen dan zes ten honderd.

Art. 5.

De Hooge Contracterende Partijen beloven , dat geen traktaat voortaan , door een derzelve met eenigen Staat in de Oostersche zeeën te maken, eenig artikel behelzen zal, strekkende, het zij regtstreeks, het zij door oplegging van ongelijke regten, om den koophandel der andere partij van de havens van zoodanigen inlandschen Staat uit te sluiten, en dat, bijaldien in eene der thans aan weerskanten bestaande overeenkomsten, eenig artikel met die bedoeling is opgenomen geworden, zoodanig artikel, bij het sluiten des tegenwoordigen traktaats, buiten effect gesteld worden zal.

Over en weder is verstaan , dat, vóór het sluiten van dit traktaat, door elke der Contracterende Partijen aan de andere mededeeling is gedaan van alle traktaten of verbindlenissen tusschen dezelve respectivelijk en eenige inlandsche Regering in de Oostersche Zeeën bestaande, en dat gelijke mededeeling geschieden zal van alle zoodanige verbindtenissen , in het vervolg, door dezelve respectivelijk aan te gaan.