■■■■■■■

STAATSBLAD

van het

KONINKRIJK DER NEDERLANDEN.

(N°. 208.) WET van den Sasten Maart 1918, houdende naturalisatie van J. H. R. Dieckmann.

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin deb Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassaü, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:

Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat Johann Hermann Reinhard Dieckmann aan Ons een verzoek om naturalisatie heeft ingediend, met overlegging van de bewijsstukken, bedoeld in art. 3 der wet van 12 December 1892 (Staatsblad n°. 268), op het Nederlanderschap en het ingezetenschap, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 15 Juli 1910 (Staatsblad n°. 216);

Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1.

De hoedanigheid van Nederlander wordt bij deze verleend aan Johann Hermann Reinhard Dieckmann, geboren te Fiinfhausen, gemeente Hammelwardcn (Oldenburg), den 27 Juli 1884, machinist ter koopvaardij, wonende te Rotterdam, provincie Zuidholland.

Artikel 2.

Deze wet treedt in werking met ingang van den dag na dien harer afkondiging.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, den 25sten Maart 1918.

WILHELMINA.

De Minister van Justitie,

b. qrt.

Uitgegeven den negenden April 1918.

De Minister van Justitie,

b. ort.