dan die daartoe aangewezen zijn door dengene, op wien ingevolge artikel g de zorg voor de naleving van de bij of krachtens dit Reglement gegeven voorschriften rust.

14. i. Voor den loen van iedere maand moet aan den Inspecteur-Generaal der Mijnen een opgave worden gezonden van de gedurende de afgeloopen maand ontgonnen hoeveelheid losse mergel en mergelbrokken in tonnen en de hoeveelheid mergelblokken in kubieke meters en overige grondsoorten, alsmede van het aantal gewerkte dagen, het aantal arbeiders en de hoeveelheden verbruikte ontplofbare stoffen.

2. Van het bepaalde in het vorig lid kan door den Inspecteur-Generaal der Mijnen ontheffing worden verleend.

15. Onder gebouwen, land-, spoor- en waterwegen of binnen een afstand van vijf en twintig meters daarvan mogen geen ontginningswerkzaamheden of andere uitgravingen plaats vinden zonder schriftelijke toestemming van den Inspecteur-Generaal der Mijnen. Aan deze toestemming kunnen voorwaarden worden verbonden.

16. i. Wanneer de algemeene veiligheid of de veiligheid in de groeve wordt bedreigd, dan wel één of meer personen zich in onmiddellijk levensgevaar bevinden, moet hiervan onmiddellijk kennis worden gegeven aan den Inspecteur-Generaal der Mijnen en moeten de maatregelen worden genomen, welke ter afwending van het gevaar worden voorgeschreven door een ambtenaar van het Staatstoezicht op de Mijnen.

2. Indien de maatregelen, bedoeld in het vorig lid, zijn voorgeschreven door een anderen ambtenaar van het Staatstoezicht op de Mijnen dan den Inspecteur-Generaal der Mijnen, worden zij onverwijld door dezen laatste bevestigd, gewijzigd of ingetrokken.

17. i. Van alle ongevallen moet op geregelde, door den Inspecteur-Generaal der Mijnen te bepalen tijden, aan dezen kennis worden gegeven.

2. Van ieder ongeval, dat den dood van een persoon, of letsel, hetwelk vermoedelijk omstreeks zes weken of langer voor den arbeid ongeschikt maakt, ten gevolge heeft gehad, moet onmiddellijk kennis worden gegeven aan den Inspecteur-Generaal der Mijnen en aan den burgemeester der betrokken gemeente. Voor zoover zonder gevaar mogelijk, moet alles ter plaatse in denzelfden toestand gelaten worden, totdat een ambtenaar van het Staatstoezicht op de Mijnen vergunning tot opruiming heeft gegeven. De getuigen moeten ter beschikking worden gesteld op het tijdstip, door den ambtenaar van het Staatstoezicht op de Mijnen aangegeven.

3. Van belangrijke instortingen en andere voorvallen, waarmede de veiligheid gemoeid kan zijn, moet onverwijld kennis worden gegeven aan den Inspecteur-Generaal der Mijnen.

18. 1. De inrichting van de groeven moet voldoen aan den eisch van veilig werk; zoo¬

danige beveiligingen moeten worden aangebracht, dat gevaar bij het verkeer, het vervoer of den arbeid en gevaar voor geheele of gedeeltelijke instorting zooveel mogelijk is uitgesloten.

2. De Inspecteur-Generaal der Mijnen is bevoegd met het oog op het bepaalde in het vorig lid nadere voorschriften te geven.

19. 1. In groeven, welke door den aard van het gebruik, dat er krachtens de in artikel 1 bedoelde vergunning van wordt gemaakt, opengesteld zijn voor anderen dan de er in te werk gestelde personen, moeten op de door of namens den Inspecteur-Generaal der Mijnen aan te wijzen plaatsen duidelijk in het oog vallende wegwijzers zijn aangebracht, welke het voor niet in de groeve bekend zijnde personen mogelijk maken den uitgang te vinden.

2. De ingangen van groeven, welke niet zijn opengesteld voor andere dan de er in te werk gestelde personen, moeten van een deugdelijke afsluiting zijn voorzien, alsmede van borden met het opschrift „Verboden toegang". Het is aan onbevoegden verboden, deze groeven te betreden. Van het einde van den werktijd tot het begin van den werktijd moeten alle uitgangen van deze groeven gesloten zijn.

3. De Inspecteur-Generaal der Mijnen is bevoegd te bepalen, dat door hem aangewezen gedeelten van groeven moeten worden afgesloten. Het is verboden, deze gedeelten te betreden zonder toestemming van een ambtenaar van het Staatstoezicht op de Mijnen.

20. 1. Het is verboden in een groeve een bewaarplaats van ontplofbare stoffen aan te leggen, in te richten of in gebruik te hebben zonder vergunning van den Inspecteur-Generaal der Mijnen.

2. De aanvraag voor een vergunning, als bedoeld in het eerste lid, moet schriftelijk worden ingediend onder overlegging van een duidelijke teekening, waaruit de ligging en de inrichting van de bewaarplaats blijkt en onder opgave van de hoeveelheid en de soort van ontplofbare stoffen en ontstekingsmiddelen, welke daarin zullen worden bewaard.

21. 1. Het is verboden andere dan door den Inspecteur-Generaal der Mijnen goedgekeurde ontplofbare stoffen en ontstekingsmiddelen in de groeve te brengen, bij zich te hebben of te gebruiken.

2. De Inspecteur-Generaal der Mijnen is bevoegd omtrent den opslag, de uitgifte, het vervoer en het gebruik van ontplofbare stoffen en ontstekingsmiddelen nadere voorschriften te geven.

22. Zoodra een groeve gedurende een geheel jaar buiten gebruik is geweest, moet de vergunninghouder hiervan schriftelijk kennis geven aan den Inspecteur-Generaal der Mijnen; deze is bevoegd voor te schrijven, dat de toegangen tot de groeve 01) een door hem aan te geven wijze worden afgesloten.

23. 1. Vóórdat een groeve wordt verlaten, moet zij worden opgemeten en moet het