in artikel 7, eerste lid, bedoelde gewaarmerkte exemplaar geheel worden bijgewerkt en aan den Inspecteur-Generaal der Mijnen worden toegezonden ter plaatsing in zijn archief.

2. Van het verlaten van een groeve moet onverwijld mededeeling worden gedaan aan den Inspecteur-Generaal der Mijnen.

3. De toestand van de verlaten groeve wordt door een ambtenaar van het Staatstoezicht op de Mijnen gezamenlijk met een vertegenwoordiger van het betrokken gemeentebestuur of van de betrokken gemeentebesturen en na oproeping van den vergunninghouder, bij proces-verbaal geconstateerd, waarvan de Inspecteur-Generaal der Mijnen afschrift zendt aan het gemeentebestuur of de gemeentebesturen en aan den vergunninghouder.

4. De toegangen tot een verlaten groeve moeten behoorlijk, ter beoordeeling van den Inspecteur-Generaal der Mijnen, zijn afgesloten.

5. Met het verlaten van een groeve wordt voor de toepassing van dit reglement gelijkgesteld het buiten gebruik laten gedurende drie achtereenvolgende jaren.

24. Het is aan onbevoegden verboden een overeenkomstig artikel 22 of artikel 23 afgesloten groeve te betreden.

25. 1. De vergunning wordt door den Inspecteur-Generaal der Mijnen ingetrokken:

a. op schriftelijk verzoek van den vergunninghouder;

b. indien de groeve is verlaten.

2. De vergunning kan door den Inspecteur-Generaal der Mijnen worden ingetrokken:

a. indien de bij of krachtens dit Reglement gegeven voorschriften niet of niet naar behooren worden nageleefd;

b. indien de vergunninghouder, voor zoover hij geen eigenaar is van den grond, waaronder de groeve zich uitstrekt of zal uitstrekken, geen toestemming van den eigenaar van dien grond meer heeft, als bedoeld in artikel 3, derde lid, of artikel 8, derde lid.

3. De vergunning kan door den Inspecteur-Generaal der Mijnen worden geschorst, gewijzigd of ingetrokken, indien de veiligheid dit naar zijn oordeel vereischt.

26. Van alle beschikkingen van den Inspecteur-Generaal der Mijnen, waarbij de aanvrager van een vergunning in zijn verzoek niet ontvankelijk is yerklaard, of waarbij een vergunning is geweigerd dan wel voorwaardelijk of voor korteren tijd dan waarvoor zij is gevraagd is verleend, kan de aanvrager en van alle verder krachtens dit Reglement gegeven voorschriften en verdere beslissingen kan degene, op wien ingevolge artikel 9 de zorg voor de naleving van de bij of krachtens dit besluit gegeven voorschriften rust, binnen veertien dagen na de dagteekening daarvan schriftelijk in beroep komen bij den Raad van Beroep, bedoeld in hoofdstuk XVIII van het Mijnreglement 1939. De artikelen 236,

237> 238, 240, 241, 242, 243 en 244 van genoemd Reglement zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat degene, die het beroep heeft ingesteld, treedt in de in genoemd hoofdstuk vermelde rechten en verplichtingen van de bestuurders van de mijn.

27. De ambtenaren van het Staatstoezicht op de Mijnen zijn belast met de opsporing van de overtredingen van dit Reglement.

28. 1. Het besluit van den SecretarisGeneraal van het Departement van Waterstaat van 25 Januari 1941 (Nederlandsche Staatscourant 1941, No. 29) tot vaststelling van het Groevenreglement 1941 wordt ingetrokken.

2. Alle ingevolge hèt Groevenreglement 1941 getroffen voorzieningen blijven, voor zoover zij niet met de bepalingen van dit besluit in strijd zijn, van kracht en worden geacht op grond van dit besluit te zijn getroffen.

29. 1. Dit besluit kan worden aangehaald onder den titel „Groevenreglement 1947".

2. Het treedt in werking met ingang van den tweeden dag na dien zijner afkondiging.

Onze Minister van Economische Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State.

Amsterdam, den 20Sten Januari 1947.

WILHELMINA. De Min. van Econ. Zaken, Huysmans.

(Uitgeg. 14 Februari 1947).

S. H 28

22 Januari 1947. BESLUIT ter bekendmaking van den tekst der herziene Grondwet.

Wij WILHELMINA, enz.;

Op de voordracht van Onze Ministers van Binnenlandsche Zaken en van Overzeesche Gebiedsdeelen van 10 Januari 1947, no. U 468, Afdeeling Wetgeving, en van 20 Januari 1947, ie Afdeeling A, no. 2;

Hebben goedgevonden en verstaan:

den tekst der herziene Grondwet, gelijk die bij dit besluit is gevoegd, bekend te maken door plaatsing van dit besluit in het Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, het Staatsblad van Nederlandsch-Indië, het Gouvernementsblad van Suriname en het Publicatieblad van Curagao.

Onze Ministers van Binnenlandsche Zaken en van Overzeesche Gebiedsdeelen zijn belast met de uitvoering van dit besluit.

Amsterdam, den 22sten Januari 1947.

WILHELMINA. De Min. v. Binnenl, Zaken, Beel.

De Min. v. Overz. Gebiedsd., J. A. Jonkman.

(TJitgeg. 24 Januari 1947.)