vervuld hebbe, niet van de verkiesbaarheid ontzet zij, noch van de uitoefening van het kiesrecht zij uitgesloten krachtens de daaromtrent ingevolge artikel 83, derde lid, getroffen regeling, met uitzondering van gerechtelijke vrijheidsberooving en veroordeeling tot eene vrijheidsstraf anders dan wegens bedelarij of landlooperij of wegéns een feit, waaruit openbare dronkenschap blijkt.

88. De leden der Tweede Kamer worden gekozen voor vier jaren.

Zij treden tegelijk af en zijn dadelijk herkiesbaar.

89. De leden stemmen zonder last van of ruggespraak met hen, die benoemen.

90. Bij het aanvaarden hunner betrekking leggen zij den volgenden eed of belofte af:

„Ik zweer (beloof) getrouwheid aan de „Grondwet.

„Zoo waarlijk helpe mij God almachtig!" „(„Dat beloof ik!")

Alvorens tot dien eed of die belofte te worden toegelaten, leggen zij den volgenden eed (verklaring en belofte) van zuivering af:

„Ik zweer (verklaar), dat ik, om tot lid „der Staten-Generaal te worden benoemd, „directelijk of indirectelijk, aan geen per„soon, onder wat naam of voorwendsel ook, „eenige giften of gaven beloofd of gegeven „heb.

„Ik zweer (beloof), dat ik om iets hoegenaamd in deze betrekking te doen of te „laten, van niemand hoegenaamd eenige beloften of geschenken aannemen zal, directe„lijk of indirectelijk.

„Zoo waarlijk helpe mij God almachtig!" „(„Dat verklaar en beloof ik!")

Deze eeden (beloften en verklaring) worden afgelegd in handen van den Koning of in de vergadering der Tweede Kamer in handen van den Voorzitter, daartoe door den Koning gemachtigd.

91. De Voorzitter wordt door den Koning benoemd voor het tijdperk eener zitting, uit eene door de Kamer aangeboden opgave van drie leden.

92. De leden ontvangen eene schadeloosstelling van f 4500 's jaars, benevens, volgens regels door de wet te stellen, vergoeding voor reiskosten. Aan den Voorzitter wordt bovendien eene toelage van f 4500 's jaars toegekend.

De in het vorige lid bedoelde schadeloosstelling wordt niet genoten door de leden, die het ambt van Minister bekleeden, noch door hen, die gedurende eene geheele zitting afwezig bleven, noch ook door hen, die ingevolge het reglement van orde der Kamer zijn uitgesloten van het bijwonen harer vergaderingen.

Aftredende leden ontvangen een pensioen van f 120 'sjaars voor elk jaar, gedurende hetwelk zij lid der Kamer waren, tot een maximum van f 2800. Het pensioen wordt niet genoten, zoolang een afgetreden lid het ambt van Minister bekleedt of, na herkiezing, de in het eerste lid bedoelde schadeloosstelling ontvangt. De wet regelt in welke

andere gevallen, waarin naast dit pensioen middellijk of onmiddellijk uit eene openbare kas een inkomen of pensioen genoten wordt, het eerstgenoemde pensioen wordt verminderd.

Aan weduwen en weezen van Kamerleden of gewezen Kamerleden wordt pensioen verleend volgens regels door de v/et te stellen.

De bedragen, vastgesteld in dit artikel, kunnen worden gewijzigd bij eene wet.

De Kamers der Staten-Generaal kunnen het ontwerp eener zoodanige wet alsmede het ontwerp eener wet tot wijziging of intrekking van eene zoodanige wet niet aannemen dan met de stemmen van twee derden van het aantal leden, waaruit elk der Kamers* bestaat.

DERDE AFDEELING.

Van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

93. Om lid der Eerste Kamer te kunnen zijn, moet men voldoen aan dezelfde vereischten als voor het lidmaatschap der Tweede Kamer zijn gesteld.

94. De leden der Eerste Kamer worden gekozen voor zes jaren. Artikel 89 is op hen van toepassing.

Zij leggen bij het aanvaarden hunner betrekking gelijke eeden (beloften en verklaring) af, als voor de leden der Tweede Kamer zijn bepaald, hetzij in handen van den Koning, hetzij in de vergadering der Eerste Kamer in handen van den Voorzitter, daartoe door den Koning gemachtigd.

Zij genieten reis- en verblijfkosten volgens de wet.

De helft treedt om de drie jare^af. De uitvallende leden zijn dadelijk herkiesbaar.

95. De Voorzitter wordt door den Koning uit de leden benoemd voor het tijdperk eener zitting.

VIERDE AFDEELING. Beschikkingen aan beide Kamers gemeen.

96. Niemand kan tegelijk lid der beide Kamers zijn.

Die tegelijk tot lid van beide Kamers is gekozen, verklaart welke dier benoemingen hij aanneemt.

97. De ministers hebben zitting in de beide Kamers. Zij hebben als zoodanig alleen eene raadgevende stem. Zij kunnen zich in de vergadering doen bijstaan door de ambtenaren, daartoe door hen aangewezen.

Zij geven aan de Kamers, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, de verlangde inlichtingen, waarvan het verleenen niet strijdig kan worden geoordeeld met het belang van den Staat.

Zij kunnen door elke der Kamers worden uitgenoodigd. om te dien einde ter vergadering tegenwoordig te zijn.

98. Beide Kamers hebben, zoowel ieder afzonderlijk als in vereenigde vergadering, het recht van onderzoek (enquête), te regelen door de wet.

.99. Een lid van de Staten-Generaal kan niet tegelijkertijd zijn Minister, vice-president of lid van den Raad van State, presi-