ambtsmisdrijven voor den Hoogen Raad terecht staan.

172. De Hooge Raad heeft het toezicht op den geregelden loop en dè afdoening van rechtsgedingen, alsmede op het nakomen der wetten door de leden der rechterlijke macht en door de personen, bedoeld aan het slot van artikel 162.

Hij kan hunne handelingen, beschikkingen en vonnissen, wanneer die met de wetten strijdig zijn, vernietigen en buiten werking stellen volgens de bepaling door de wet daaromtrent te maken, en behoudens de door de wet te stellen uitzonderingen.

De overige bevoegdheden van den Hoogen Raad worden geregeld bij de wet.

173. De leden van de rechterlijke macht worden door den Koning aangesteld.

De leden van de rechterlijke macht, met rechtspraak belast, en de procureur-generaal bij den Hoogen Raad worden voor hun leven aangesteld.

De wet kan bepalen, dat hun met het bereiken van een bepaalden leeftijd ontslag wordt verleend.

Zij kunnen worden afgezet of ontslagen door uitspraak van den Hoogen Raad in de gevallen bij de wet aangewezen.

Op eigen verzoek kunnen zij door den Koning worden ontslagen.

Indien een college belast wordt met administratieve rechtspraak in het hoogste ressort voor het Rijk', zijn het eerste, tweede, derde en vijfde lid van dit artikel op de leden daarvan toepasselijk.

Zij kunnen worden afgezet of ontslagen op de wijze en in de gevallen, bij de1 wet aangewezen.

Dit artikel is niet toepasselijk op hen die uitsluitend belast zijn met rechtspraak over personen, behoorende tot de zee- of landmacht of tot eenige andere gewapende macht, of met de beslissing van disciplinaire zaken.

achtste hoofdstuk.

Van den Godsdienst.

174. Ieder belijdt zijne godsdienstige meeningen met volkomen vrijheid, behoudens de bescherming der maatschappij en harer leden tegen de overtreding der strafwet.

175. Aan alle kerkgenootschappen in het Rijk wordt gelijke bescherming verleend.

176. De belijders der onderscheidene godsdiensten genieten allen dezelfde burgerlijke en burgerschapsrechten, en hebben gelijke aanspraak op het bekleeden van waardigheden, ambten en bedieningen.

177. Alle openbare godsdienstoefening binnen gebouwen en besloten plaatsen wordt toegelaten, behoudens de noodige maatregelen ter verzekering der openbare orde en rust.

Onder dezelfde bepaling blijft de openbare godsdienstoefening buiten de gebouwen en besloten plaatsen geoorlooofd, waar zij thans naar de wetten en reglementen is toegelaten.

178. De traktementen, pensioenen en an¬

dere inkomsten, van welken aard ook, thans door de onderscheidene godsdienstige gezindheden of derzelver leeraars genoten wordende, blijven aan dezelve gezindheden verzekerd.

Aan de leeraars, welke tot nog toe uit 's Lands kas geen, of een niet toereikend traktement genieten, kan een traktement toegelegd, of het bestaande vermeerderd worden.

179. De Koning waakt, dat alle kerkgenootschappen zich houden binnen de palen van gehoorzaamheid aan de wetten van den Staat.

180. De tusschenkomst der Regeering wordt niet vereischt bij de briefwisseling met de hoofden der onderscheidene kerkgenootschappen, noch, behoudens verantwoordelijkheid volgens de wet, bij de afkondiging van kerkelijke voorschriften.

NEGENDE HOOFDSTUK.

Van de Financiën.

181. Geene belastingen kunnen ten behoeve van 's Rijks kas worden geheven, dan uit kracht van eene wet.

Deze bepaling is ook toepasselijk op heffingen voor het gebruik van Rijks-werken en -inrichtingen, voor zooveel de regeling van die heffingen niet aan den Koning is voorbehouden.

182. Geene privilegiën kunnen in het stuk van belastingen worden verleend.

183. De verbintenissen van den Staat jegens zijn schuldei'schers worden gewaarborgd. De schuld wordt jaarlijks in overweging genomen ter bevordering der belangen van de schuldeischers van den Staat.

184. Het gewicht, het gehalte en de waarde der muntspeciën worden door de wet geregeld.

185. Het toezicht en de zorg over de zaken van de munt, en de beslissing der geschillen over het allooi, essaai en wat difes meer zij, worden door de wet geregeld.

186. Er is eene Algemeene Rekenkamer, welker samenstelling en taak door de wet worden geregeld.

Bij het openvallen eener plaats in deze Kamer zendt de Tweede Kamer der StatenGeneraal eene voordracht van drie personen aan den Koning, die daaruit benoemd.

De leden der Rekenkamer worden voor hun leven aangesteld.

Het derde, vierde en vijfde lid van artikel 173 is op hen van toepassing.

TIENDE HOOFDSTUK.

Van de Defensie.

187. Alle Nederlanders daartoe in staat, zijn verplicht mede te werken tot handhaving der onafhankelijkheid van het Rijk en tot verdediging van zijn grondgebied.

Ook aan ingezetenen die geen Nederlanders zijn, kan die plicht worden opgelegd. * 188. Tot bescherming der belangen van