(zij), na overleg met den voorzitter, zelf de opgaven vast.

Indien de Inspecteur de opgaven voor één of meer vakken ongeschikt acht, stelt hij, na overleg met den voorzitter der commissie, zelf de opgaven vast.

Onze Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State, 's-Gravenhage, den 3den Juni 1947.

WILHELMINA. De Min. van o., K. en W., Jos. J. Gielen.

(Uitgeg. 21 Juli 1947).

S. H 165

3 Juni 1947. BESLUIT, bepalende de bekendmaking in het Staatsblad van het op 7 December 1944 te Chicago gesloten Verdrag in zake de internationale burgerlijke luchtvaart.

Wij WILHELMINA, enz.;

Gezien de wet van 28 Februari 1947(Staatsblad No. H 65), houdende goedkeuring van het op 7 December 1944 te Chicago gesloten Verdrag inzake de internationale burgerlijke luchtvaart, van welk verdrag een afdruk en een vertaling bij dit Besluit zijn gevoegd;

Overwegende, dat het Verdrag, overeenkomstig artikel 91 (6), op 4 April 1947 van kracht is geworden voor de navolgende 26 Staten: Argentinië, Australië, Brazilië, Canada, China, Denemarken, de Dominicaanse Republiek, Ethiopië, Groot-Brittannië, Ierland, India, Liberia, Mexico, Nicaragua, Paraguay, Peru, de Philippijnen, Polen, Portugal, Spanje, Tsjechoslowakije, Turkije, de linie van Zuid-Afrika, de Verenigde Staten van Amerika, Zweden en Zwitserland;

Overwegende mede, dat Onze akte van bekrachtiging op 26 Maart 1947 is nedergelegd in de archieven van de Regering van de Verenigde Staten van Amerika en mitsdien het Verdrag, overeenkomstig artikel 91 (6), oovr Nederland op 25 April 1947 is van kracht geworden;

Op de voordracht van Onze Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 24 Mei 1947, Kabinet en Protocol No. 40850;

Hebben goedgevonden en verstaan:

bovengenoemd Verdrag, alsmede de vertaling daarvan, * te doen bekendmaken door de plaatsing van dit Besluit in het Staatsblad.

Onze Ministers, Hoofden van Departementen van Algemeen Bestuur, zijn, ieder voor zoveel hem aangaat, belast met de uitvoering van hetgeen te deze wordt vereist.

's-Gravenhage, de 3de Juni 1947.

WILHELMINA.

De Minister van Buitenlandse Zaken.

W. van Boetzelaer.

(Uitgeg. 4 Juli 1947)-

* De Engelse tekst is niet opgenomen.

Vertaling.

VERDRAG INZAKE DE INTERNATIONALE BURGERLIJKE LUCHTVAART.

Preambule

Overwegende, dat de toekomstige ontwikkeling van de internationale burgerlijke luchtvaart belangrijk kan bijdragen tot het scheppen en bewaren van vriendschap en goed begrip tusschen de naties en volkeren van de wereld, doch dat misbruik daarvan een bedreiging kan worden voor de algemeene veiligheid; en

Overwegende, dat het wenschelijk is, om wrijving te voorkomen en die samenwerking tusschen naties en volkeren waarvan de wereldvrede afhangt, te bevorderen;

Zoo is het, dat de ondergeteekende Regeeringen, na overeenstemming te hebben be•reikt omtrent bepaalde beginselen en regelingen, opdat de internationale burgerlijke luchtvaart zich kan ontwikkelen op een veilige en ordelijke wijze en internationale luchtvervoerdiensten ingesteld kunnen worden op de basis van gelijke kansen en geëxploiteerd kunnen worden op gezonde en economische wijze;

Dienovereenkomstig tot dat doel dit Verdrag hebben gesloten.

Deel I — Liichvaart HOOFDSTUK I Algemeene beginselen en toepassing

van het verdrag

Souver einiteit

Art. 1. De verdragsluitende Staten erkennen, dat elke Staat de volledige en uitsluitende souvereiniteit heeft over de luchtruimte boven zijn grondgebied.

Grondgebied

Art. 2. Voor de toepassing van dit Verdrag wordt het grondgebied van een Staat geacht te omvatten de grondgebieden en de daaraan grenzende territoriale wateren, welke staan onder de souvereiniteit, suzereiniteit, bescherming of mandaat van dien Staat.

Burgerlijke- en Staatsluchtvaartuigen

Art. 3. (a) Dit Verdrag is uitsluitend van toepassing op burgerlijke luchtvaartuigen en niet op staatsluchtvaartuigen.

(b) Luchtvaartuigen, gebezigd in militaire-, douane- en politiediensten worden geacht staatsluchtvaartuigen te zijn.

(c) Geen staatsluchtvaartuig van een verdragsluitende Staat mag over het grondgebied van een anderen Staat vliegen of daarop landen zonder vergunning krachtens een bijzondere regeling of anderszins en in overeenstemming nv t de bepalingen daarvan.

(d) De verdragsluitende Staten verbinden zich bij het uitvaardigen van voorschriften voor hun statsluchtvaartuigen de veiligheid van het verkeer met burgerlijke luchtvaartuigen.in het oog te houden.

Misbruik van de burgerlijke luchtvaart

Art. 4. Elke verdragsluitende Staat verbindt zich de burgerlijke luchtvaart niet te gebruiken voor doeleinden, welke onvereenigbaar zijn met de strekking van dit Verdrag.